2 januari 2016

Maik Willems verlegt de lat, Peter Merceij wil vooral finishen

Vorig jaar wisten Maik Willems en Rob van Pelt de Dakar uit te rijden. Die druk is dus van hun schouders. Maar dat betekent niet dat het Bastion Hotels / Kamera Express Dakar Team nu achterover leunt. “Welnee,” zegt Willems, “het is de Dakar! Daarin verleg je elke dag de lat. Die zal dit jaar gewoon op een iets ander niveau liggen dan vorig jaar: een beetje hoger.”

Aan de vooravond van de start van de Dakar 2016 weet Willems ondertussen een beetje wat hem te wachten staat: het is de derde keer. Maar dat wil niet zeggen dat hij zich inmiddels een ervaren rot waant. Juist in de Dakar zijn er altijd verrassingen. Zelfs op de dag van de keuringen. “Onderdelen die we hadden besteld, zijn niet aangekomen,” vertelt Willems. “Dus die moesten we hier in Buenos Aires nog op de kop zien te tikken. Maar dat valt niet mee met nieuwjaar.”
Het is wel tekenend voor de Dakar, mijmert Willems. “Het onverwachtse duikt altijd op. Steeds als je denkt dat je wel een beetje harder kunt en dichter naar de limiet toe kruipt, blijkt dat die limiet veel dichter bij ligt dan je had gedacht. Dat soort momenten hou je, een paar keer per dag, maar het worden er wel steeds minder.”
Op zulke momenten scheldt Rob van Pelt zijn bestuurder de huid vol om vervolgens weer verder te gaan alsof er niets is gebeurd. “Zolang Rob vloekt en scheldt, is het oké,” weet Willems inmiddels. “Als hij stil wordt, is het erger. Dan ben ik echt over de limiet gegaan en heb ik iets links gedaan. Het is dus zaak Rob zo min mogelijk stil te laten zijn.”

Waar Willems en Van Pelt al in zijn geslaagd, is de uitdaging voor Peter Merceij en Peter Erren. De Kamera Express-equipe heeft zich met eenzelfde Overdrive-Toyota aangesloten bij het Bastion-team. Het biedt alleen maar voordelen, voor beide equipes, meent Willems. “Het is leuker met twee teams. Socialer, gezelliger, maar ook praktischer. We delen de assistentie en de snelle service, waardoor er meer ruimte komt om wat neer te zetten. We hebben dezelfde auto, met dezelfde onderdelen, dus waar nodig kunnen we elkaar helpen. En als we er samen niet uitkomen, hebben we altijd nog de back-up van Kornelis Offringa en Thomas de Bois. Dat is een prettige zekerheid: van Kornelis weet je dat hij komt. Het kan even duren, maar hij komt. En dan kun je in het uiterste geval altijd op sleep achter de Unimog.”
Ook voor Merceij en Erren is dat een veilig idee. Merceij haalde in twee eerdere pogingen de finish niet, door problemen met het materiaal. Erren maakt zijn Dakardebuut als navigator, maar reed wel al in andere rally’s met zijn eigen auto. “Met dit materiaal zou het moeten lukken,” hoopt Merceij. “De auto is goed, de voorbereiding was goed, onderling en met Maik en Rob zijn we goed op elkaar ingespeeld, we zijn fit, het team is goed. Het moet nu maar eens gebeuren.”
Van onderlinge competitie met Willems is geen sprake, verzekert Merceij. “Maik is al eens gefinisht. Wij moeten die klus nog maar zien te klaren. Dan moet je niet de competitie aan willen gaan.” Erren grinnikt. In de OiLibya Rally in Marokko moest hij zijn piloot bij tijd en wijle kort houden, omdat die zich liet verleiden de strijd aan te gaan. “Het is een voordeel dat ik zelf weet hoe een rijder denkt en reageert,” vertelt hij. “Ik begrijp wat er in Peters hoofd omgaat en daarop kan ik inspelen, maar soms moet ik ook ingrijpen. Het heeft geen zin om de competitie aan te gaan als je belangrijkste doel finishen is. Peter kan goed sturen, er staat een goede auto en ik wil mijn taak als navigator ook zo goed mogelijk uitvoeren om dat ene heilige resultaat te bereiken. Bij die taak hoort ook om Peter af en toe tot de orde te roepen. Hij mag straks bij de start op het podium geen jump maken. Hij moet niet denken dat hij Robby Gordon is.”